De standaard- en eigen statussen kunnen worden vastgelegd in het scherm Afleverstatus. Het volgende is per status instelbaar:
Veldnaam | Omschrijving |
---|---|
Aflevercode | Zelf te bedenken code voor de status |
Omschrijving | Omschrijving van de status |
Omschrijving Extern | Omschrijving die wordt gebruikt als de status wordt gepubliceerd via bijvoorbeeld Track&Trace of Transpas Online |
Afgehaald | Geeft aan dat deze status een afhaling betreft |
Afgeleverd | Geeft aan dat deze status een aflevering betreft |
Afwijking | Geeft aan dat deze status ook een afwijking is. Maakt niet automatisch een afwijking aan. |
Deblokkeren levertraject | Kan ingesteld worden voor status Afgehaald. Zodat het levertraject vrij gegeven wordt voor planning indien geblokkeerd. |
Zending —> Opvolgen | Zet de zending op opvolgen zodat deze zichtbaar wordt in het opvolging scherm. |
Zending —> Klaar v. factuur | Zet de zending klaar om te factureren |
Voorlopige status bij input van OBC | Als de status via de boordcomputer binnenkomt wordt de status toegepast als voorlopige status. |
Crossdock status | Indien Ja, dan kan deze status gekozen worden als crossdock status (module crossdock) |
Standaard opvolgactie | De opvolgactie die als standaard waarde vastgelegd wordt bij de opvolging, indien deze als voorlopige status is binnen gekomen. |
Publiceer op web | Indien Ja, dan is deze status ook zichtbaar op TPO of T&T. |
Exporteren | Kan gebruikt worden in statusexport om aan te geven welke statussen wel en niet geëxporteerd moeten worden. |
Systeemstatus | Dit geeft aan of de status handmatig gekozen kan worden of dat deze enkel via het systeem toegepast wordt. |
Onderstaande afleverstatussen kunnen per afdeling, in Transpas Departement genoemd, gekoppeld worden in het scherm Departementen op het tabblad Extra parameters.
Status | Omschrijving |
---|---|
Invoer | Deze status wordt toegepast bij het aanmaken van de order |
Inplannen | Deze status wordt gekoppeld bij het plannen van elk deeltraject van een order. |
Ontplannen | Deze status wordt gekoppeld bij het ontplannen van elk deeltraject van een order. |
Afgehaald | Deze status wordt toegepast als de eindstatus van de laadactiviteit van de order bereikt is. |
Gelost op depot | Deze status wordt toegepast als de eindstatus van elke crossdock losactiviteit van een order bereikt is. |
Geladen op depot | Deze status wordt toegepast als de eindstatus van elke crossdock laadactiviteit van een order bereikt is. |
Afgeleverd | Deze status wordt toegepast als de eindstatus van de losactiviteit van de order bereikt is. |
Annuleren | Deze status wordt toegepast als de zending geannuleerd wordt voor planning |
Naast de basis afleverstatussen op departement niveau kunnen er op bedrijfsniveau per soort activiteit en per planactiviteitstatus meerdere afleverstatussen gekoppeld worden.
De planactiviteitstatussen kunnen handmatig of via de boordcomputer terecht komen op de activiteit, vervolgens zal automatisch de bijbehorende afleverstatus gekoppeld worden aan de zending.
De 4 mogelijke afleverstatussen per planactiviteitstatus worden volgens onderstaande regels toegepast.
Zending | Deze afleverstatus is de default waarde die toegepast zal worden als de status toegepast wordt op de activiteit |
Depot | Deze afleverstatus is de default depot status die zal worden toegepast op elke crossdock activiteit van de order. |
Eerste depot | Deze afleverstatus wordt toegepast op de eerste depot activiteit van de order. Dit kan de eerste losactiviteit op depot zijn maar dit kan ook de laadactiviteit van de order zijn als er geladen moet worden op een depot adres. Indien niet gevuld zal er worden teruggevallen worden op de depot status. |
Laatste depot | Deze afleverstatus wordt toegepast op de laatste depot activiteit van de order. Dit kan de laatste laadactiviteit op depot zijn maar dit kan ook de losactiviteit van de order zijn als er gelost moet worden op een depot adres. Indien niet gevuld zal er worden teruggevallen worden op de depot status. |
Afleverstatussen kunnen ook handmatig gekoppeld worden als de status niet gekenmerkt is als systeemstatus.
Via het rechtermuisknop actiemenu kan er een status worden toegepast op de zending. Deze actie kan gestart worden in het Transportorderscherm, Orderafhandeling 1,2 en 3, Zending opvolging en Planning (ongeplande zendingen) scherm.
In de planning en orderafhandeling 2 en 3 kan er op het ritactiviteiten tabblad ook handmatig een (voorlopige) status gekoppeld worden via het Afleverstatus (*) veld. Deze status wordt kan op basis van het vinkje “Voorlopige status bij input van OBC” wel of voorlopig worden toegepast op de order.
In het scherm Afleverstatus, tabblad Opvolgactie regels stel je in dat na het handmatig toevoegen van een Afleverstatus automatisch een Opvolgactie uitgevoerd wordt.
De witte velden geven de voorwaarden aan. Hiermee kan je het uitvoeren van een opvolgactie sterk automatiseren.
In het onderstaande voorbeeld zie je dat wanneer aflevercode 302, Retourzending gemaakt, handmatig wordt toegevoegd, automatisch de opvolgactie Retour Leeuwarden wordt uitgevoerd wanneer de opdrachtgever Art Systems is.
Door het toevoegen van regels kunnen verschillende opvolgacties automatisch uitgevoerd worden voor verschillende opdrachtgevers.
Zie ook: