Voor het testen van nieuwe functionaliteit, inrichting, of simpelweg de werking van het programma, wordt door veel van onze klanten een testomgeving gebruikt.
Dit is een kopie van de live-omgeving waar dagelijks mee gewerkt wordt.
In de testomgeving zijn bepaalde functionaliteiten uitgeschakeld zodat dit geen invloed heeft op de dagelijkse werkzaamheden. Denk hierbij aan de boordcomputerkoppeling en het inlezen van bestanden.
Hoe wordt zo'n testomgeving precies aangemaakt?
Ga eerst naar het scherm Backuptaken, te bereiken via één van beide onderstaande manieren:
Neem voor het overschrijven van de testomgeving altijd eerst contact op met Art Systems!
Een backuptaak maakt eerst een backup van het systeem, zoals de naam al doet vermoeden.
Deze backup wordt vervolgens 'hersteld' als de testomgeving.
Over het algemeen is tijdens de implementatie van Transpas al een backuptaak ingesteld met als naam Test of Testsysteem.
Zo niet, dan kan in het bovenste deel van het scherm een nieuwe regel worden aangemaakt.
Op het tabblad Backupjob, linksonder in het scherm Backuptaken, kunnen een aantal velden worden ingevuld.
Vul bij Bedrijfsnaam prefix bijvoorbeeld TEST in en bij Bedrijfsnaam postfix een aantal uitroeptekens. Zo is straks ook in de balk bovenin het scherm duidelijk te zien welke omgeving er op het moment geopend is.
Zet daarnaast de volgende vinkjes op Ja:
Aan de rechterkant van het scherm bevindt zich het tabblad Databases.
Neem de instellingen in de afbeeldingen hieronder over.
After restore procedures
Bij de After restore procedures is code neer te zetten die uitgevoerd moet worden na het uitvoeren van de backup.
In het voorbeeld hierboven is een query toegevoegd die de appserver instanties leegmaakt als de productie-omgeving wordt gebackupped naar de testomgeving.
Als Actief op Ja staat, wordt deze code uitgevoerd, anders niet.
Om bij het openen van de testomgeving nog meer duidelijk te maken dat het om een andere omgeving gaat, kan er per company een andere kleur worden ingesteld.
Maak een nieuwe regel aan en kies het het eerste bedrijf.
Sla de regel op en dubbelklik daarna op het veld Toolbar kleur. Er opent zich een venster waarin een kleur gekozen kan worden.
Kies hier een kleur die opvalt en anders is dan de gebruikelijke kleur van het bedrijf. Bijvoorbeeld geel of roze.
Indien nodig kan hier nog een vervanging van bestandspaden worden ingegeven.
Bijvoorbeeld op deze manier:
In dit voorbeeld worden alle bestandspaden waarin dit voorkomt \Documents\ vervangen voor \TESTDocuments.
Als er een ASAPPSVR$TEST service is waar processen onder draaien, moet deze service uitgezet worden tijdens het maken van de backup.
Neem voor het overschrijven van de testomgeving altijd eerst contact op met Art Systems!
Wanneer alle instellingen zoals hierboven beschreven staan goed zijn ingesteld kan de backuptaak worden uitgevoerd.
Dit kan met de groene play-knop of met de bliksemschicht, beide bovenin het scherm te vinden.
De tijd die dit in beslag neemt is afhankelijk van de grootte van de database. Bij grotere databases kan dit meer dan een uur duren. De Transpas instantie waarvanuit dit wordt uitgevoerd zal gedurende die tijd niet te gebruiken zijn. Open een nieuwe Transpas instantie om verder te werken of wacht af tot Transpas weer reageert.
Wanneer er in het scherm geklikt wordt, kan de melding vanuit Windows getoond worden dat het programma niet reageert. Wacht dit rustig af.
Zodra de backup klaar is zal Transpas weer reageren en een melding tonen dat de backup is gelukt.
Hieronder worden een aantal aanvullende instellingen kort toegelicht.
Backup
Servernaam | Hier kan de SQL Server instantienaam worden ingevuld indien de backup van een andere server moet worden genomen |
Gebruikersnaam | Hier kan een gebruikersnaam worden ingevuld die gebruikt wordt om in te loggen op de server die bij Servernaam is ingevuld. Wordt hier geen gebruikersnaam ingevuld dan wordt Windows Authenticatie gebruikt |
Wachtwoord | Een wachtwoord voor bovenstaande gebruiker. Laat voor gebruik van Windows Authenticatie leeg |
SQL Server compressie inschakelen | Moet er gebruik gemaakt worden van de ingebouwde compressie van SQL Server? Het backupbestand wordt hierdoor kleiner maar de backuptaak duurt langer |
Backupfile(s) comprimeren | Moet het resulterende backupbestand worden gecomprimeerd? Indien Ja zal het bestand als .zip worden opgeslagen. De backuptaak duurt hierdoor langer. Deze optie werkt niet in combinatie met Backup restoren = Ja |
Compressie applicatie | Voor wanneer Backupfile(s) comprimeren = Ja |
Move backup files
Verplaats bestanden naar andere map nadat de backup is voltooid.
Bron map | Optioneel. Overschrijft Backupmap indien ingevuld |
Doel map | Overschrijft Restoremap en Backupmap |
Databasenaam | Bron databasenaam. Meestal $ADMIN en $DD |
Restoren als | Gewenste doel databasenaam |
Copy-only backup | Standaard Ja. Meer informatie |
Differential backup | Standaard Nee. Wanneer Ja maakt hij alleen een backup van het verschil met de vorige backup |
Shrink database | Shrinkt de database vóór het maken van een backup |
Shrink restored db | Shrinkt de database na het restoren |
Truncate restored tables | Gooi alle tabellen leeg na het restoren |
Bij het maken van een testomgeving wordt over het algemeen dezelfde instantie gebruikt als waarin de liveomgeving draait.
Het is echter mogelijk om de backup te laten maken of te restoren in een andere SQL Server instantie of zelfs op een andere server.
Hiervoor is enige configuratie nodig.
Voor het backuppen en restoren in een andere instantie wordt gebruik gemaakt van de Microsoft Distributed Transaction Coordinator. Deze staat standaard uitgeschakeld in Windows.
Voer de volgende handelingen uit, zowel op de server van de bron- als de doelinstantie:
Distributed Transactions zijn nu mogelijk van en naar deze server.
Herhaal de stappen op de andere server.
Voor het backuppen of restoren is geen linked server nodig. Het invullen van de instantienaam bij Backup- of Restore servernaam is voldoende. Wordt er geen gebruikersnaam en wachtwoord ingevuld, dan wordt Windows Authentication geprobeerd. Lukt het hiermee niet, maak dan een SQL login aan in de betreffende instantie en vul deze in bij gebruikersnaam en wachtwoord.
Geef in de Backupmap een UNC-pad aan wat door beide instanties benaderbaar is.
Vul hier dus bijvoorbeeld in \\FILESERVER\Backups
, maar niet C:\Temp
.