Transpas kan taken op de achtergrond uitvoeren via een of meerdere application servers.
De application server (appserver) is een windows service.
Voorbeelden van achtergrondtaken zijn:
Om een actie in de Application server te kunnen zetten, moet het veld Application Server in het scherm Acties op Ja staan.
In het scherm Application server is in te zien welke acties door de service(s) worden uitgevoerd:
De actie voor route berekening in het screenshot hierboven wordt elke dag, van middernacht tot middernacht, om de 3 seconden uitgevoerd door de ROUTE instantie.
AppSvrNr | Het nummer van de application service |
Dag | Hier kan een specifieke dag ingevuld worden waarop de actie uitgevoerd moet worden, of dagelijks om deze elke dag uit te laten voeren |
Actie | De actie die uitgevoerd wordt. |
Starttijd | De actie mag vanaf dit tijdstip uitgevoerd worden |
Eindtijd | De actie mag na dit tijdstip niet meer uitgevoerd worden |
Interval | In seconden. Vul hier bijvoorbeeld 60 in zodat de actie elke minuut uitgevoerd wordt, of 3600 zodat dit actie 1x per uur af gaat. |
Appsvr instantie | De instantie die de actie uitvoert. Staat hier niets, dan wordt de actie onder ASAPPSVR32 uitgevoerd. Zie Appserver instanties hieronder voor meer informatie. |
Actief | Staat hier Ja wordt de actie uitgevoerd. Bij Nee of niets wordt de actie niet uitgevoerd. |
Loggen | |
LastExecuted | Een aantal acties gebruiken dit veld om aan te geven wanneer de actie voor de laatste keer is uitgevoerd |
Elke instantie heeft zijn eigen service in Windows op de server.
Een typische installatie ziet er in het scherm Services op de server als volgt uit:
Over het algemeen zullen er een aantal Application server instanties worden aangemaakt.
Als een Windows Service een fout ondervindt en vastloopt, blijven de actie die via andere instanties lopen nog doordraaien.
In het scherm Application Server vul je het woord in dat achter het $ - teken staat.
Als een appserver instantie dus ASAPPSVR32$ROUTE heet, vul dan ROUTE in.